Wat zit er daar nu in de struiken? Het lijken wel haren van een dier. Als je dichterbij kijkt is te zien dat er zaden in zitten. Het is de bosrank ofwel wilde clematis (Clematis vitalba). De bosrank draagt lang behaarde dopvruchtjes met lange geveerde pluimpjes (vruchtsnavel). Dit zijn borstelharen die aan de voet van de bloembodem zijn ontsproten. De voornaamste verspreider van plantenzaden is de wind. Bij zwaardere zaden zijn hulpmiddelen nodig. De vorming van pluis aan de zaden is een veel voorkomend middel om het zweefvermogen te vergroten.
Deze Clematis groeit het best in halfschaduw, in de zomer liefst met 3 tot 5 uur zon per dag. Het is een snelle groeier, de plant zelf kan een lengte bereiken van 30 meter en een stamdikte van 10 cm!
Clematissen waren waarschijnlijk al geliefd in de oudheid. De Grieken noemden namelijk allerlei soorten klimplanten clematis, wat ‘rankend’ betekent en op het klimvermogen slaat.